Schrijfproces

Ik gun je graag een kijkje in mijn keuken. Maar bedenk wel: zoals ik schrijf, hoeft een ander niet te schrijven. Elke schrijver heeft zijn of haar eigen werkwijze.

Voor een boek van 100 bladzijden produceer ik een stapel papier waar je u tegen zegt (jammer van al die bomen, maar anders kan ik het niet, denk ik). Er zijn ook schrijvers die alles meteen in de computer schrijven en die geen vel papier printen. Bij sommige boeken werk ik trouwens tegenwoordig wel meteen in de computer. Maar altijd print ik de versies uit, omdat ik dan meer overzicht heb en de fouten sneller zie.

Het idee
Soms schrijf ik over iets wat ik heb gezien, gehoord, meegemaakt en soms verzin ik het bijna allemaal. Maar in elk boek zitten wel kleine stukjes van mezelf. Ik geloof de schrijvers niet die zeggen dat een boek helemaal niet over henzelf gaat. Alleen al door wat ze de moeite waard vinden om op te schrijven laten ze iets van zichzelf zien.

Waar heb ik mijn ideeën bijvoorbeeld vandaan gehaald, anders gezegd: wat zijn mijn inspiratiebronnen geweest?
Reisgenoten gezocht: een contactadvertentie die ik ooit zag, en mijn voorliefde voor het circus. Als journaliste maakte ik enkele grote artikelen over circusscholen
Kopje-onder: mijn eigen angst vroeger om naar de zwemles te gaan
Stijn Klein: ik was zelf ook altijd de kleinste van de klas
Blanco strafblad: als journaliste schreef ik jarenlang over rechtbankzaken
Moeders mooiste: het smalle lijntje tussen goed en kwaad boeit me, en ik was enkele keren in de gevangenis (voor mijn werk, hoor)
De Superhoofdprijs: zelf heb ik ook ooit de superhoofdprijs gewonnen in de loterij (grapje, jammer genoeg, hoewel...)
Logeerbeer: mijn eigen aanleg voor heimwee
Die dingen verwerk ik dan in een boek, maar nooit zoals het precies gebeurd is. Als je in een boek leest over een 'ik', denk dan dus niet meteen dat het over mij gaat.

Denken over het idee
Dan komt er een periode dat ik ga malen over het idee. Want met een idee heb ik nog geen boek. Ik wil het ook nog mooi of spannend uitwerken en zo dat andere lezers er zich echt iets bij voor kunnen stellen.

Informatie verzamelen
Soms betekent het dat ik eerst veel te weten moet zien te komen over een onderwerp. Voor Vriend of dealer? bijvoorbeeld moest ik me verdiepen in de wereld van house party's en xtc-pillen. Zelf naar zo'n feest gaan? Daar voelde ik me toch echt te oud voor en ik had al te veel gelezen over foute pillen. Ik had geen zin om ziek te worden door een verkeerd pilletje.

Dus las ik wat anderen hadden geschreven over hun ervaringen. Toevallig kwam ik in de opruiming een mooi fotoboek tegen over zulke feesten. Ik knipte krantenstukjes uit over illegale xtc-laboratoria en bovendien leende ik op de bieb house cd's. Die draaide ik keihard toen ik de hoofdstukken schreef over de house party's. Mijn zinnen zijn vanzelf korter geworden door de bonkbonk tonen van de muziek.

De eerste versie
Als ik dan genoeg verzameld heb, kan ik gaan schrijven. En dat doe ik, heel ouderwets eigenlijk, vaak gewoon met een pen of vulpen. Meestal schrijf ik in grote schriften of lege schrijfboeken. Natuurlijk is die eerste handgeschreven versie dubbel werk en na een poosje ook voor mezelf al nauwelijks leesbaar. Maar ik vind het prettiger dan een computer. De pen staat dichter bij mijn gedachten dan dat onpersoonlijke scherm. Bovendien kan ik op elke plek schrijven waar ik wil. Ik weet het wel, dat kan met mijn laptop ook, maar toch.

De tweede, derde, vierde, enzovoorts versie
Het grote nadeel is dat ik daarna alles toch weer ga overtikken in de computer, maar dan kan ik ook al meteen verbeteren. Zodra die getikte versie klaar is, print ik hem uit en daarna ga ik alles met pen verbeteren op de print. Ik wil zo min mogelijk achter de computer zitten. Buiten in de zon of binnen met een mooi uitzicht voor tijdens het afdwalen is toch veel prettiger dan zo'n kil scherm met een knipperende cursor die me telkens lijkt toe te schreeuwen: kom op, niet dromen, letters wil ik hebben!
De correcties en doorhalingen op de print ga ik weer intikken in de computer en dan print ik de volgende versie uit. Na de correcties op de tweede, derde, vierde versie misschien zelfs, raak ik in het stadium van - voorlopige - tevredenheid. Dan durf ik het naar de uitgever te sturen.

De uitgever
Die bekijkt of hij/zij het boek wil uitgeven en reikt ideeën aan om het beter te maken. Meestal ben ik het daar wel mee eens. Zo'n uitgever of een van de redacteuren weet vaak heel goed aan te geven waar de zwakke plekken in een boek zitten. Waar het nog niet duidelijk is, waar het slaapverwekkend wordt, waar het niet klopt. Het zou stom zijn als ik me daar niets van zou aantrekken. Maar soms ben ik het er niet mee eens en dan zegt zo'n uitgever: dan verander je het niet, het is en blijft jouw boek.
Met al dat commentaar ga ik dan weer aan de slag tot ik tevreden ben over de eindversie.

Eindversie
In die eindversie let ik ook op allerlei kleine dingen: kloppen alle feiten (was die historische gebeurtenis wel echt in dat jaar, kun je ziek worden van noten, hoe lang duurt het voordat iemand verdrinkt), maar ook of ik sommige woorden niet te vaak gebruik.

Tekeningen
Dan is inmiddels ook de tekenaar aan het werk gegaan. Bij boeken voor oudere kinderen en volwassenen gaat het meestal alleen om het omslag, bij kinderboeken staan vaak binnenin ook plaatjes. Bij sommige boeken komt er een foto op het omslag te staan.
Als ik de tekeningen voor het eerst te zien krijg, is dat een spannend moment. Lijken de hoofdpersonen op de mensen die ik in mijn hoofd had? Vind ik het mooi? Soms zien ze er inderdaad anders uit, maar gelukkig meestal toch leuk, of zelfs nog leuker dan ik me kon voorstellen.
Hanneke, de hoofdpersoon in Kopje-onder, was in mijn hoofd een schattig, lief meisje. De tekenaar zag haar echter als een spichtig, heksachtig wezentje, maar wat vond ik haar leuk!

Tekstproeven
Als ze bij de uitgeverij ook alles goed hebben nagekeken en de tekeningen zijn klaar, kan het boek worden gedrukt. Maar voordat de drukkerij duizenden exemplaren gaat drukken, moet iedereen wel zeker weten dat er geen fouten meer in zitten. Daarom krijg ik net voor het drukken alle boekpagina's toegestuurd mét de tekeningen om te controleren of echt alles goed is. Vroeger waren dat grote vellen papier die per post kwamen, tegenwoordig gaat het gewoon per mail.

Meestal gaat het dan nog om kleine foutjes, maar soms gaat het echt fout, omdat we met zijn allen toch niet hebben opgelet. Zoals in de eerste druk van De Superhoofdprijs. Iris trekt haar sportschoenen aan en loopt naar beneden. Op de tekening heeft ze prachtige konijnenpantoffels aan. Gelukkig kon ik bij de nieuwe druk de tekst verbeteren. De sloffen moesten blijven, vond ik, want die waren veel te mooi.

Daar is dan ... het echte boek
En dan is het zover. Op een goede dag staat de postbode voor de deur met het nieuwe boek. Meestal ga ik het dan meteen lezen. Gek eigenlijk hè, want ik weet toch precies waar het over gaat en hoe het afloopt. En toch is het elke keer weer helemaal nieuw als ik het echte boek in mijn handen heb in plaats van onleesbaar kladwerk en stapels bekriebelde prints.

De wijde wereld in
En al die andere duizenden boeken gaan daarna ook de wijde wereld in: naar boekwinkels, bibliotheken, en dus ook naar ... jou.

Schrijfretraites
Soms zoek ik een andere omgeving op om me helemaal op het schrijven te concentreren. Lees meer over deze schrijfretraites